All

Ontwerper Gijs Schalkx en kunstenaar Arne Hendriks zoeken naar een alternatief voor een economie die alleen maar vooruit kijkt. De een met een auto die rijdt op afvalplastic, de ander met een hommage aan een Japanse boon. Maar de uitkomst van hun systeemkritiek is opvallend eensgezind: “Meer geld en technologie in een probleem steken is vaak niet de oplossing. Wij zijn het probleem en dus moeten wijzelf veranderen.”

Op het dak van de Volvo 245 Diesel uit 1985 van ontwerper Gijs Schalkx staat een ingenieuze constructie van een stookoven, pompinstallatie, jerrycan, gasflessen en een wirwar van pijpen en slangen. Met deze “deraffinaderij” maakt Schalkx van afvalplastic weer dieselolie, waarmee hij vervolgens kan rijden. “Plastic is een derivaat van aardolie. Ik draai als het ware dat maakproces om.” Het vergruisde plastic wordt in een stookketel verhit tot ongeveer 700 graden; “helemaal exact weet ik de temperatuur niet”. Daardoor verdampt het tot gas, dat wordt opgevangen in de eerste gasfles. Eenmaal afgekoeld in de tweede gasfles blijft een dieselachtige vloeistof over, wat naar de tank wordt gepompt. Hij houdt een spaflesje omhoog met een dunne, lichtbruine vloeistof. “Bij optimale omstandigheden is het bijna benzine.”

100 procent rendement

Misschien nog wel het meest verbazingwekkend: de auto mag gewoon de weg op. Tijdens de Dutch Design Week kunnen bezoekers een ritje boeken bij Schalkx, die de auto officieel liet keuren. “Zelfs de stookinstallatie op het dak was geen probleem. We denken altijd dat er niets mag in dit land. Maar er mag dus ook heel veel wél. Duwen we niet ook onszelf niet te veel in regels?” Al kiest hij er zelf voor geen plasticdiesel te maken tijdens het rijden. “Er brandt toch een vuurtje op het dak.”

Tijdens een testrit klinkt een metalige tik in de motor, alsof er knikkers in het blok zitten. “De plasticdiesel is net iets minder schoon.” In een uur tijd maakt hij van twintig kilo plastic (“harde flesdoppen en shampooflessen zijn ideaal”) ongeveer tien liter diesel. Volgens de eerste wetenschappelijke publicaties die hij las, zou het rendement van plastic naar olie 100 procent zijn. “Ik kwam maar niet verder dan 50 procent. Daarbij gebruik ik wat diesel om het plastic te verhitten.” Wat bleek, de eerste studies waren in opdracht van de olie-industrie. “Zo ver reikt de invloed van die bedrijven dus.”

Maker movement

Bij het starten puft een dikke zwarte pluim uit de uitlaat. “Dat deden alle dieselauto’s in de jaren tachtig, heb ik me laten vertellen”, sust Schalkx (27 jaar). “De uitstoot is vergelijkbaar met elke andere dieselauto van toen.” Aan de dieselmotor hoefde hij niets te veranderen. “Ik rijd ook nog steeds zo’n 1 op 14.” Toch is zijn Plasticauto niet viezer dan een Tesla. “Ik koop geen nieuwe auto waarvoor kobalt en lithium worden gemijnd in de Congo of Chili. Daarbij sla ik alle schakels in de vervuilende olieketen over – van boortorens tot olietankers en pompstations.” Oftwel: “Er bestaan geen duurzame auto’s.”

Door een systeem te versimpelen – in dit geval de auto-industrie – maakt de ontwerper juist de complexiteit ervan zichtbaar. De Volvo 245 komt van de sloop. “Hij was afgekeurd.” Alle onderdelen – inclusief de “deraffinaderij” – zijn van Markplaats. Het interieur werd door hem volledig gestript. “Aanvankelijk om gewicht te besparen. Maar gaandeweg heb ik de auto tot zijn essentie teruggebracht.” Het dashboard is van multiplex, evenals de bumpers en de handvatten voor de deur. Naast de versnellingspook zit een gat, waardoor je pardoes op het wegdek kijkt. “De auto is weer gewoon een machine geworden. Als je pech hebt met een Tesla, moet er iemand langskomen met een laptop. Ik kan elke leiding of elk schroefje zelf vervangen.” Schalkx sluit hiermee aan bij het credo van de maker movement: If you can’t open it, you don’t own it. “Ik heb compleet eigenaarschap van mijn auto.”

Maatschappelijke transitie

Wellicht dat een Japans boontje kan helpen bij deze mentaliteitsverandering. Dat is tenminste wat kunstenaar Arne Hendriks beoogt met zijn Buro Miso. Miso is een Japans recept voor gefermenteerde bonenpasta die minimaal zes maanden moet rijpen en gisten. “Het is niet alleen heerlijk maar ook een heilzaam. En misschien kunnen we  wel iets leren van dit eeuwenoude recept?” Met de Japanse bonenpasta als metafoor zoekt hij naar manieren om grip te krijgen op de grote maatschappelijke transities waar we voor staan, denk aan energie, zorg, welvaartsverdeling en klimaatverandering. “We moeten onze aandacht verplaatsten van vooruitgang naar een terugwerkende kracht – met de klemtoon op dat laagste woord. Gewoon even opletten welke fantastische kennis er al is, gratis en door-en-door getest.”

Met zijn Buro Miso organiseert Hendriks tijdens DDW workshops ‘Miso maken‘. Met miso-maker en schimmelspecialist Marika Groen, filosoof, boerin Cor van der Weele (WUR) en Hendriks zelf leer je miso bereiden én een ander tijdsprespectief. “Om nieuw perspectief op deze transitie te ontwikkelen, hebben we andere een andere taal, rituelen en mentaliteit nodig, aldus Hendriks. “Misschien dat miso ons daarbij kan inspireren.” Hij koos als locatie bewust voor het drukke Ketelplein in het hart van Strijp-S – tussen de patatkramen en wc-units. “Ik ben een verhalenverteller. Daarom sta ik hier op dit plein.”

Lees ook dit verslag over het project ‘Hara Hachi Bu’ van Arne Hendriks op DDW 2021: Bittere ernst en absurde humor op Dutch Design Week die van meer naar minder wil

Terugwerkende kracht

Het boontje staat voor een veel groter verhaal, dat is het uitgangspunt van Hendriks, die het miso-paviljoen realiseerde met steun van de Rabobank. Zo hebben de bacteriën die daarvoor worden gebruikt in Japan een mythische status. “Op bezoek in Japan vroeg ik aan een miso-maker: wat als ik nú zin heb in miso, dan moet ik dus maanden wachten? Waarop deze man antwoordde: Nee, want je hebt het al. Wat zoveel betekent als: als je iets wilt, moet je moet vooruit plannen. We moeten dus op een andere manier naar de toekomst kijken. Door te denken met terugwerkende krácht dus.”  

De geschiedenis van de boon zelf is ook een bruikbare metafoor. “Wat als Nederland in de zeventiende eeuw niet glanzend zijde en kostbaar aardewerk uit Japan had meegenomen maar miso? Dan hadden we nu misschien geen bio-industrie en stokstofcrisis gehad. Miso bevat vitamines en mineralen die je nodig om vlees te vervangen.” Maar het is nog niet te laat, fantaseert Hendriks. “Laten we leren van deze geschiedenis en onderzoeken wat we nu nog kunnen leren van de miso boon.”

Autarkisch ideaal

Zo was ook het bouwen van de Plasticauto een lesje zelfrelativering voor Schalkx. “We vinden onszelf heel geavanceerd, omdat we een elektrische auto kunnen betalen. Maar zo zijn we verleerd wat we zelf kunnen doen aan het milieu. En dan lachen om landen in Afrika waar ze waterpompen laten draaien op oude dieselmotoren. Zijn wij niet eigenlijk zelf het ontwikkelingsland?” Ook zijn eigen levensstijl moest hij kritisch tegen het licht houden. “Ik wilde volledig rijden op afvalplastic van mijzelf. Maar ik produceer daarvoor te weinig afval. Moet ik dan meer consumeren om duurzaam te rijden? Recyclen is lang niet altijd duurzaam.” Nog zo’n dilemma: “We werken volle dagen zodat we ons plezier naderhand kunnen kopen. Ik werk liever voor iets wat me uiteindelijk plezier én dus voldoening brengt. Daarom heb ik leren lassen en sleutelen. Maar als ik fulltime aan die auto werk, heb ik geen inkomsten. Oftewel, hoeveel ben ik bereid op te offeren voor mijn autarkische ideaal? Een koophuis? Mijn vakantie?”

Schalkx studeerde in 2021 af aan Artez Academy in Arnhem met de Slootmotor, een brommer die reed op methaangas, dat hij eigenhandig verzamelde uit slootjes. “Als je in de bodem port, borrelt het vanzelf naar boven. Natuurlijk is dat een omslachtige manier van gaswinning. Maar dit gas is fossielvrij en komt sowieso in de lucht. Is het niet veel vreemder om er dan niets mee te doen? Mijn doel is niet het probleem oplossen maar het zichtbaar maken.” Zijn onpraktische ontwerpen zijn vooral een systeemkritiek. “We kunnen het winnen van gas wel uitbesteden, of een energiezuinige Tesla kopen, maar meer geld in een probleem steken is vaak niet de oplossing. Wij zijn het probleem en dus moeten wijzelf veranderen.”